

Jan
Arends
Ik wil alleen maar weten wie ik ben

Jan Arends wordt op 13 februari 1925 in Den Haag geboren als vaderloos kind van Gerardina Elizabeth Arends. Van zijn achtste tot zijn dertiende zit hij op de (antroposofische) Vrije School, waar hij zich een buitenstaander voelt en wordt gepest door de andere leerlingen. Op zijn dertiende gaat hij naar een katholiek jongensinternaat in Rijswijk en vanaf zijn achttiende probeert hij in zijn onderhoud te voorzien met de meest uiteenlopende baantjes, waaronder reclame-copywriter, schoenmaker, huisknecht, hotelportier, krantenbezorger, broodbezorger en ijscoman. Terwijl het hem niet lukt een enigszins geslaagde maatschappelijke carrière op te bouwen, leest en schrijft hij als een bezetene. Het tweede deel van zijn leven brengt hij grotendeels door in psychiatrische inrichtingen.
Arends debuteert in 1949 als schrijver in het tijdschrift Ad Interim. Zijn eerste boek, Lente/Herfst, verschijnt in 1955 als Maatstafdeeltje 14, nadat het eerder dat jaar als verhaal werd opgenomen in het juni/juli-nummer van literair tijdschriftMaatstaf. Een jaar later publiceert hij zijn eerste gedichten inVertoning, een tijdschrift dat na zijn eerste jaar ophoudt te bestaan. In 1962 plaatst Gard Sivik één bedrijf van Arends’ nooit opgevoerde toneelstuk Smeer of De weldoener des Vaderlands en verschijnen zijn gedichten nog in Podium en Tirade, maar pas in 1965 brengt De Bezige Bij zijn debuutbundel Gedichten uit.
Van Bertus Aafjes tot Joost Zwagerman hebben tal van schrijvers zich bezondigd aan de reclame. Niet iedere schrijver of dichter was geschikt voor de reclame. Iemand die wel gevoelig was voor de kracht van het woord, was Jan Arends. Hij schreef, zoals hij zei, reclameteksten met de achterkant van zijn potlood. In Amsterdam werkte hij korte tijd voor Prad. Ook op het hoofdkantoor van reclamebureau Nijgh & Van Ditmar, in het Groothandelsgebouw in Rotterdam, hield Arends het niet lang uit.
Arends zag de reclame aanvankelijk als een soort artistieke grap: „Tot ik merkte dat er een hele industrie achter zat.” Van Nijgh verkaste Arends naar Reclame Adviesbureau Bouman in Leeuwarden. Bouman was in die tijd een van de weinige erkende advertentiebureaus. Behalve in Leeuwarden had het bureau ook kantoren in Amsterdam, van waaruit het contact met de cliënten in het zuiden werd onderhouden. Leeuwarden gold als uitvalsbasis voor het noorden. Daar konden ze nog wel een copywriter gebruiken. Dat werd Jan Arends.
Voor zijn doen heeft Jan Arends het lang uitgehouden in Leeuwarden. Het bestaan als copywriter wisselde hij voortdurend af met zijn andere passie: het huisknechtschap. Het liefst diende hij bij rijke „ordinaire wijven” zoals hij zijn meesteressen in hogere kringen noemde. Een enkele keer solliciteerde hij – uit opportunisme – bij een ‘kerel’. (volledige bron: http://www.muurgedichten.nl/arends.html)
Met de verhalenbundel Keefman (1972) verwerft hij nationale bekendheid. In uiterst geladen taal beschrijft hij hierin de ervaringen en gevoelens van mensen voor wie het leven tot een hel geworden is. Vooral het titelverhaal ‘Keefman’, waarin de patiënt Keefman zijn psychiater in een lange monoloog verwijtend toespreekt over de voortdurende vernedering tijdens zijn behandeling, maakt diepe indruk. Het verhaal is in 1977 verfilmd en later ook bewerkt voor televisie en toneel. Tijdens het schrijven van de meeste verhalen in Keefman is Arends geen vrij man: ‘Keefman’ en ‘Het ontbijt’ schrijft hij in het Willem Arntsz Huis in Utrecht en ‘Vrijgezel op kamers’ in de Jelgersma-kliniek in Oegstgeest. In de Nieuwe Revu van 5 mei 1973 zegt hij hierover: ‘Ik schreef het toen om de psychiater duidelijk te maken, hoe het met mij gesteld was. Maar het werd niet serieus genomen. De psychiater zou zèlf wel uitmaken, wat de beste therapie voor mij was.’
Zijn werk speelt zich vooral af ‘in de schaduw van het gekkengesticht’, in de innerlijke belevingswereld van de psychiatrische patiënt. In zijn verhalen verzet hij zich tegen de strenge scheidslijn tussen ‘normaal’ en ‘gek’ en probeert hij de afstand te verkleinen tussen patiënt en maatschappij. Hij doet dat op een weinig orthodoxe, weinig verheven, maar bijzonder indringende manier. Ook Arends’ zeer geconcentreerde gedichten zijn nauw met zijn persoonlijke ervaringen en omstandigheden verbonden en worden beheerst door waanzin, ziekte, drank en angst.
Op 21 januari 1974, de dag waarop zijn nieuwe gedichtenbundelLunchpauzegedichten verschijnt, pleegt Jan Arends zelfmoord. Om acht uur ’s avonds springt hij uit het raam van zijn flat aan het Amsterdamse Roelof Hartplein. Eigenlijk is hem dan al de Multatuliprijs 1973 toegekend, maar op het moment van zijn overlijden is het juryrapport nog niet klaar. Het doel van de prijs is ‘het bevorderen van de scheppende kunst’, en omdat bij een overleden auteur de productie niet meer te stimuleren valt, ziet men van uitreiking af.


Tik hier om de interactieve
kaart te activeren


De dichters


Colofon
steen
Colofon

Albertina
Soepboer
Bus 54

Eddy
Evenhuis
Eindstation

Anne
Vegter
De middelen

Remco
Campert
Ik wil wel

Pieter
Boskma
Het hoogste lied

I.S.
Turgenev
uit: onderweg

Fedde
Schurer
Lit dan krûpe dat net gean doar

W.F.
Hermans
Doodlopende straat

Simon
Vestdijk
Kwijnende liefde

Piet
Paaltjens
XCVI

Willem
Abma
Stêd

Gerard
Reve
Boetpsalm

Rutger
Kopland
Een steen in Leeuwarden

Obe
Postma
Prinsetún

Martin
Veltman
Villanelle

Ester Naomi
Perquin

D. A.
Tamminga
Aed Levwerd

C.
Buddingh
Blauwbilgorgel

Judith
Herzberg
Planetarium te Franeker

Michaël
Zeeman
Misericordia

Piter Jelles
Troelstra
Yn kringen leit it libben om ús hinne

Jean Pierre
Rawie
Spanjaardslaan

M.
Vasalis
Sub Finem

Anne
Feddema
Selfportret

Tsjêbbe
Hettinga
Styx

Jan
Arends
Ik wil alleen maar weten wie ik ben

Tiny
Mulder
Wurden

Ed
Hoornik
Friesland

Jan Jacob
Slauerhoff
Het einde

Bertus
Aafjes
Schaatsenrijders

Theun
de Vries
Tiidspreuk

Arjan
Hut
Pace et Justitia

Leonard
Nolens
Bres

Sikke
Doele
Autosoasiologysk

Remco
Ekkers
Eerste woord

Baukje
Wytsma
Ljouwert

C.O.
Jellema
Notitie bij een Friese kerkmuur

Kees
't Hart
Groet aan Leeuwarden

Willem
Hussem
Zet het blauw

Tsead
Bruinja
It sizze oant it net mear jildt

Gerrit
Komrij
De dichter des vaderlands spreekt

Koos
Hagen
De gelukkige klas

Driek
van Wissen
Leerweg

Laozi
Tao Te Ching

Martin
Bril
Kunst

Nicolaas
Matsier
God van de drempel

Atze
van Wieren
Dorpskerk Huizum

Ida
Gerhardt
Onvervreemdbaar

Jacobus
Q. Smink
Tongermolke yn blik

Ilja Leonard
Pfeijffer
Hoofdstad

Hagar
Peeters

Ellen
Deckwitz

Eeltsje
Hettinga
